Laatst aangepast dinsdag, 09 juni 2020, 16.45 u.
- Waarom heeft de stad gekozen om een beleid uit te werken rond mobiele woonunits in de tuin? Welk resultaat willen jullie bereiken? (vragen van burgers, vanuit de beleidsmakers, vaststelling noden, …)
Vandaag stellen we vast dat niet alle zorgbehoevende ouderen kunnen terugvallen op een concrete oplossing voor hun noden, behoeften en wensen.
Ouderen willen niet naar een bejaardentehuis (voelen zich fysiek/mentaal nog veel te goed daarvoor), er zijn (lange) wachtlijsten voor een plaatsje in een bejaardentehuis, serviceflats zijn vaak te kostelijk in verhouding tot het pensioen, er is een goed georganiseerde (medische) dienstverlening aan huis mogelijk (o.m. thuisverpleging, beschikbaarheid van aangepaste bedden of ondersteunend materiaal) of er is eenvoudigweg de wens of behoefte van de ouder of familieleden, vrienden, … om de betrokkene thuis op te vangen.
In dat laatste geval rijst er soms een knelpunt omdat aanpassingen aan de woning noodzakelijk zijn, wat een verregaande stedenbouwkundige ingreep aan de woning kan impliceren en een aanzienlijk kostenplaatje met zich mee kan brengen.
Soms maken ouderen zich ook zorgen over het behoud van de privacy.
Om enerzijds in te spelen op deze vaststelling/noden, alsook vragen van burgers, zorgbehoevenden, zorgverleners in die zin …, maar anderzijds ook om een eenvormige benadering van het probleem aan te reiken met uniforme richtlijnen die daadwerkelijk een ”houvast” moeten bieden voor iedereen die denkt aan de optie om een mobiele zorgunit in de tuin te plaatsen, zijn we op zoek gegaan naar een oplossing. Dit heeft geleid tot uitgewerkte richtlijnen vervat in onze Beleidsmatig Gewenste Ontwikkeling (hierna afgekort ”BGO”) inzake tijdelijke zorgunits.
- Waarom kozen jullie voor dit beleidsdocument (Beleidsmatig Gewenste Ontwikkeling) en niet voor gemeentelijke richtlijnen? Wat maakt jullie document sterker?
Allereerst willen we graag opmerken dat de BGO een voorloper beoogt te zijn van aangepaste regelgeving in onze gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen. De ervaringen die we opdoen met deze BGO willen we graag meenemen wanneer we de wijzigingen in onze verordeningen zullen verfijnen (waaraan nu volop wordt gewerkt). Nieuwe verordeningen tot stand brengen/wijzigingen hieraan doorvoeren moet gebeuren volgens een welbepaald proces dat eerder als log wordt ervaren en een geruime tijd in beslag neemt. Een BGO kunnen we volgens een eenvoudigere procedure tot stand brengen en neemt minder tijd in beslag.
Een BGO heeft zijn rechtsgrond vervat in art. 4.3.1, § 2 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna afgekort ”VCRO”). Het juridische statuut van ”gemeentelijke richtlijnen” is minder duidelijk.
- Hasselt kiest voor zorgwoningen in de tuin? Waarom is een mobiele unit als kantoorruimte bij de woning of als tijdelijke woning voor je kind of voor bv. een student geen optie? Overwegen jullie deze mogelijkheden in een latere fase?
Als stad stellen we alles in het werk om uitvoering te verlenen aan de bepaling van art. 1.1.4 VCRO: “De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij we de ruimte beheren voor de huidige generatie, zonder dat we de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang brengen. Daarbij wegen we de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar af. We houden rekening met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier streven we naar ruimtelijke kwaliteit.”
Er staat ons niets in de weg om in de toekomst de voorgestelde opties te bekijken. Maar momenteel zijn deze niet aan de orde.
- Jullie verlenen de vergunning voor max. 10 jaar. Is het niet eenvoudiger om een vergunning uit te reiken voor de duur van de zorgvraag?
We kennen een vergunning toe voor de duur van de zorgrelatie (zie art. 4), met een absoluut maximum van 10 jaar, waarbij de aanvrager op het scharniermoment van 5 jaar terug de nodige documenten moet voorleggen waaruit het actuele karakter van de zorgrelatie blijkt. Uiteraard kun je na die periode een nieuwe aanvraag indienen voor zover nog is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden.
Op die manier beogen we een evenwicht te bereiken tussen de gemiddelde duur van een zorgrelatie en het handhavingsaspect waarbij we een zekere mate van opvolging/controle inbouwen.
- Hoe leggen jullie de nadruk op het “mobiele aspect” van een unit? Hoe is de stad tot de afbakening van de verhardingsnormen gekomen?
Aan welke duurzaamheidsaspecten moet de woonunit voldoen?
De implementatie van het ”mobiele” aspect komt enerzijds tot uiting in de voorschriften aangaande de constructie (art. 5): “De tijdelijke zelfstandige zorgunit moet bestaan uit een eenvoudig op te richten en te verwijderen modulaire constructie die op eenvoudige wijze steunt op de ondergrond zonder permanent verankerd te zijn. De wijze van opbouw en verwijdering en de wijze van fundering moet duidelijk naar voor komen op de plannen die bij de aanvraag worden ingediend …”. Anderzijds benadrukken we het mobiele aspect eveneens door het ”tijdelijk” karakter van de constructie waarvan de voorschriften bepaald zijn in art. 4.
Voor wat betreft de verhardingsnormen zijn we ons bewust van de noodzaak aan ”ontharding” wat zich vertaalt in de voorwaarde dat de plaatsing van de unit niet gepaard mag gaan met bijkomende verharding, met uitzondering van de noodzakelijke toegang tot de zorgunit, die maximaal 1,50 m breed mag zijn en die je minimalistisch moet opvatten. In geen geval kunnen we een bijkomend terras, inrit voor het stallen van een wagen, verharde opslagruimte, … toestaan.
Qua duurzaamheidsaspecten stellen we o.m. de voorwaarden dat de tijdelijke zelfstandige zorgunit moet beantwoorden aan de EPB-regelgeving en over een minimale oppervlakte moet beschikken die beantwoordt aan de Vlaamse Wooncode en aan het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
- Hebben jullie al een locatiebeleid uitgetekend waar een tijdelijke mobiele woonunit vergunbaar is?
Waar op het perceel kun je een unit plaatsen? Letten jullie op de zichtbaarheid vanaf de straatzijde?
De BGO geldt voor het hele grondgebied van de stad Hasselt.
Voorwaarde is wel dat je de constructie plaatst op een bestaand met een woning bebouwd perceel in een woongebied dan wel woonuitbreidingsgebied mét (G)RUP/BPA of verkavelingsvergunning.
Je kunt de unit uitsluitend bij een bestaande, hoofdzakelijk vergunde woning oprichten, die zich bevindt op hetzelfde perceel en kan enkel in de ”bouwzone” of ”achtertuin” als “vrijstaand bijgebouw” in de zin van de Verordening Woonkwaliteit van de stad Hasselt en moet zich in de nabijheid van de hoofdwoning bevinden.
De zorgunit moet verenigbaar zijn met de geldende stedenbouwkundige voorschriften en sectorale regelgeving. Daarnaast geldt de vereiste verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening in de zin van art. 4.3.1 VCRO steeds onverkort.
Op die manier beogen we de ruimtelijke kwaliteit en inpasbaarheid van de zorgunit te kunnen bewaken.
- Waarom kiest de stad voor een tijdelijke unit van max. 40 m²?
Aangaande de verenigbaarheid met de Verordening Woonkwaliteit van de stad Hasselt zijn op de tijdelijke zelfstandige zorgunit de stedenbouwkundige voorschriften betreffende ”vrijstaande bijgebouwen in de tuinzone” van toepassing. Dit betekent dat in principe het totaal van de bijgebouwen met inbegrip van de zorgunit, maximum 20 % van de tuinzone mag bedragen, gemeten vanaf de theoretische maximale achtergevellijn, met in principe een maximum van 55 m2.
Voorlopig trachten we aan te sluiten bij onze verordeningen en de opgenomen maxima en percentages. Het zou kunnen dat we op basis van concrete vragen, praktijkervaring, … onze inzichten en finaal ook de regelgeving moeten bijsturen.
- Gemeenten zijn bezorgd dat de mobiele units in de tuin blijven staan als de zorgrelatie beëindigd is. Hoe gaat de stad Hasselt hiermee om?
We trachten het beoogde doel te bereiken door enerzijds zo duidelijk mogelijke voorschriften en toepassingsvoorwaarden op te stellen (vandaar de uitwerking als BGO), de vergunning in de tijd te beperken waarbij we een tussentijds controlemoment inbouwen of nog voldaan is aan de toepassingsvoorwaarden (op 5 jaar) en waarbij tot slot een duidelijk handhavingstraject is uitgewerkt in art. 6. Dit zullen we opnemen in de voorwaarden waaronder we de tijdelijke vergunning toekennen.
- Kan de zorgvrager ook in de eigen woning blijven wonen en de zorgverstrekker de woonunit bewonen?
Ja. We hebben expliciet aansluiting gezocht bij de bepaling van art. 4.1.1, 18° VCRO die de regelgeving omvat betreffende het ”zorgwonen”, waar deze mogelijkheid ook uitdrukkelijk is opgenomen. Zie ter zake art. 1 voor de toepassingsvoorwaarden.
- Het beleidsdocument neemt geen versnelde procedure op als er een dringende zorgvraag is? Kunnen jullie sneller optreden bij hoogdringendheid? Ziet de stad hier zelf mogelijkheden?
Als dienst Vergunningen vinden we het belangrijk om een correcte toepassing te maken van de regelgeving inzake vergunningsplicht. Niets staat ons in de weg om oplossingsgericht te werken.
- Hasselt laat de aanvrager vrij om te kiezen voor een huur- of koopunit. Andere gemeenten geven net omwille van de tijdelijkheid aan, dat je de woonunit enkel kunt huren. Waarom deze keuze?
Op het burgerrechtelijke aspect kan de dienst Vergunningen geen impact hebben.
- Hebben jullie suggesties voor de provinciale en/of de Vlaamse overheid en/of voor andere gemeenten? Bijvoorbeeld over de regelgeving, opzetten circulair initiatief mobiele units, enz.
Zijn er nog vragen die in dit interview of in de inspiratiebundel een antwoord nodig hebben?
De diverse lokale initiatieven kunnen we als proeftuin beschouwen om een eenvormige regelgeving op Vlaams niveau uit te werken. Een – uiteindelijk – eenvormige regelgeving kan ook een positieve bijdrage leveren aan de beschikbare markt en aanbiedingsvormen van zorgunits.