De gevolgen voor de regio
De Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648) tussen de opstandige Nederlanden en Spanje zorgde voor een benarde situatie voor onze huidige provincie. Al in 1568 waren Hollandse opstandelingen tegen het Spaanse gezag de Maas in Stokkem overgestoken en hadden katholieke kerken en kloosters (zoals die van Opglabbeek, Zepperen en Sint-Truiden) vernield.
Toen de troepen van Willem van Oranje en de Spanjaarden in 1572 tegen elkaar in Loon streden, liet prins-bisschop Gerard van Groesbeek een landelijke militie oprichten. Om het onverdedigde Luikse land toch enigszins te beschermen moesten alle gezonde mannen tussen 21 en 60 jaar wapens aanschaffen en zich klaar houden om op bevel van de drossaard uit te rukken. Om plunderingen te voorkomen, bleek het evenwel efficiënter om de soldaten een afkoopsom aan te bieden.
Ziektes verspreidden snel
Een ander kwalijk gevolg van de rondtrekkende bendes was de verspreiding van ziektes. In de jaren na 1570 werd Houthalen door de pest getroffen, een verschijnsel dat regelmatig terugkeerde. In 1635 was het de beurt aan Opglabbeek, in 1646/47 weer aan Houthalen. Ook darmslijmvliesontsteking kwam herhaaldelijk voor.
Het Twaalfjarig bestand
Het Twaalfjarig bestand (1609 - 1621) verbeterde de situatie tijdelijk, maar daarna werden de vijandelijkheden in alle hevigheid hernomen. Belastingen konden niet betaald worden, boerderijen werden leeggeplunderd en molens stonden stil, wat blijkt uit gemeenterekeningen.
“De Rampsalighe Sint-Niklaesdag”
Iedereen omarmde de Vrede van Westfalen (1648) met vreugde, maar de ellende was nog lang niet voorbij. Hertog Karel van Lorreinen, die in Spaanse dienst gevochten had, kreeg zijn verloren hertogdom niet terug en bleef vervolgens met zijn plunderende troepen rondtrekken.
De moegetergde Kempense dorpen verzamelden meer dan 1.500 slecht bewapende huislieden om hen te verdrijven, maar ze werden op “de Rampsalighe Sint-Niklaesdag” van 1648 nabij Meeuwen in de pan gehakt. Karel van Lorreinen bleef de streek terroriseren totdat hij in 1654 door de landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden gearresteerd werd.
En nog was het niet voorbij
De Hollandse Oorlog (1672 - 1678), de Negenjarige Oorlog (1688 - 1697), de Spaanse Successieoorlog (1702 - 1713) en de Zevenjarige Oorlog (1756 - 1763) putten de Loonse bevolking verder uit. En het ging nog verder …
De verbranding van “Malbroek”
Het was een steeds wederkerende stroom van opeisingen, plunderingen, vernielingen, geweld of forse betalingen. Bovendien stegen de belastingen alsmaar meer. Tijdens de Spaanse Successieoorlog berokkenden de troepen van de hertog van Marlborough de Loonse bevolking zoveel ellende, dat de verbranding van de gehate “Malbroe”' tot op vandaag voortleeft in de folklore.
De strijd om Maastricht
Het bescheiden Kanne verwierf tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog een plaats in de geschiedenisboeken toen er op 2 juli 1747 een zware slag tussen de Fransen en hun verzamelde vijanden plaatsvond, een veldslag die bekend staat als “De Slag bij Lafelt”. De Engelsen staken Kanne in brand en ook een gedeelte van Vlijtingen. De Fransen hadden wel een pyrrusoverwinning behaald, dat wil zeggen dat ze gewonnen hadden, maar wel ten koste van grotere verliezen dan die van hun tegenstanders. Hun eigenlijke doel, Maastricht innemen, kon niet snel gebeuren. Ook hier waren de gewone burgers uiteindelijk de echte verliezers.