3-30-300-regel (artikel LINA Magazine)
In een leefbare stad moeten voldoende bomen staan. Maar hoeveel is voldoende? Om dat aanschouwelijk te maken, bedacht Cecil Konijnendijk de 3-30-300-regel. Een eenvoudige richtlijn voor meer groen in de stad die al snel internationaal navolging kreeg. "De kracht zit ‘m in de eenvoud."
De 3-30-300-regel zegt dat iedereen vanuit zijn huis minstens 3 grote bomen moet kunnen zien, dat minstens 30 procent van de oppervlakte van een stadswijk met boomkruinen bedekt moet zijn en dat iedereen op 300 meter van zijn woonplaats een openbaar park of natuurgebied ter beschikking moet hebben.
De bedenker van de regel is de Nederlander Cecil Konijnendijk, expert in stedelijke vergroening. Op woensdag 27 november 2024 gaf de professor een lezing in Hasselt, op uitnodiging van het Provinciaal Natuurcentrum Limburg.
Dit interview werd gepubliceerd in LINA Magazine, nr. 29 (voorjaar 2025).
Interview
Klopt het dat je de 3-30-300-regel hebt bedacht bij een glas wijn?
Cecil: "In 2021 ben ik op een Australisch onderzoek gestoten waaruit bleek dat mensen die in buurten met 30 procent boomkruinbedekking wonen, gezonder zijn. Ze hebben minder depressies en slapen beter, hun kinderen kunnen zich beter concentreren. Rond dezelfde tijd kwam ik ook een aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie tegen die stelt dat iedereen op maximaal 300 meter of 5 minuutjes wandelen van zijn woning een natuurgebied, een park of een andere waardevolle groene plek moet hebben. Ook dat bleek beter voor de mentale en lichamelijke gezondheid. Zodra de afstand méér dan 300 meter is, zie je dat mensen minder van dat groen gebruikmaken en dus minder bewegen en ontspannen. Ik bracht de ‘30’ en de ‘300’ uit beide studies bij elkaar, maar er ontbrak nog iets. In die periode woonde ik in Barcelona en zaten we weer in een lockdown wegens de coronapandemie. We mochten weinig naar buiten. Veel zichtbaar groen in de buurt maakte dat verteerbaar. Terwijl ik met een glas wijn uit het raam naar de bomen keek, kwam ik uit bij een uitzicht op 3 bomen. De '30' en '300' waren wetenschappelijk onderbouwd, de '3' paste er gewoon goed bij (lacht). Maar later bleek ook uit een Amerikaanse studie dat je mentale gezondheid erop vooruitgaat als je drie of meer bomen kan zien."
Wat is er dan nieuw aan de regel?
Cecil: "Er bestaat al veel onderzoek over de positieve effecten van bomen op onze gezondheid. De 3-30-300-regel is vooral een goed communicatiemiddel. Het vat de conclusies van al die studies samen in een eenvoudige formule die het belang van bomen in je omgeving heel concreet maakt. De kracht zit ‘m in de eenvoud ervan: iedereen begrijpt het en je kan het makkelijk controleren door gewoon uit het raam te kijken. Het is eigenlijk vergelijkbaar met de actie Maai Mei Niet in Vlaanderen. Er was blijkbaar nood aan een vergelijkbare eenvoudige boodschap rond stadsgroen. Ik schreef over de 3-30-300-regel op LinkedIn en Twitter (X, red.). De volgende dag werd mijn post opgepikt door IUCN, een internationale natuurbehoudsorganisatie gevestigd in Zwitserland. Al snel had de post 70.000 views en werd hij opgepikt door media, stadsplanners en architecten. Zo ging de regel een eigen leven leiden. Best grappig: ik heb heel veel wetenschappelijke studies gepubliceerd, maar één artikel in Cosmopolitan had oneindig veel meer impact (lacht)."
Vlaams minister Zuhal Demir (N-VA) verhief jouw regel zelfs tot Vlaamse groennorm.
Cecil: "In Vlaanderen was er eerst niet veel interesse. Dat veranderde toen de KU Leuven in 2022 stelde dat er in Brusselse wijken met veel grote bomen minder medicatie verkocht wordt. Het is mooi om te zien dat de 3-30-300-regel iets teweegbrengt. Er zijn steeds meer bebossingscampagnes, maar er gaat nog altijd te weinig aandacht naar stadsnatuur. Genk is een uitzondering: de plannen om daar tot 40 procent kruinbedekking in het stadscentrum te gaan, zijn erg ambitieus."
Amper 18 Belgische gemeentes halen momenteel een voldoende. Is jouw streefdoel wel realistisch?
Cecil: "Je mag je niet blindstaren op de huidige situatie. Steden zijn altijd in verandering. Veertig jaar geleden zagen Hasselt en Genk er anders uit, en over veertig jaar zullen die steden weer geëvolueerd zijn. Met de '3' en '300' uit de regel gaat het best goed, vooral de 30 procent boomkruinbedekking is een pijnpunt in Vlaanderen. Daarvoor hebben we meer bomen nodig in de steden. Het probleem is vaak plaatsgebrek. Zeker in historische stadscentra is het lastig. Maar ik bekijk het liever positief: focus op wat wél kan in plaats van op wat niet lukt.
In het Zweedse Malmö is men in de meest verharde wijk van 8 naar 9 procent boomkruinbedekking gegaan. Zelfs 1 procent vooruitgang is een grote stap, die veel gezondheidswinsten meebrengt. En er is altijd wel plaats te vinden, als je goed zoekt. Overheden kunnen ook inwoners stimuleren om in hun tuin een boom te planten."
We hebben bomen nodig in de stad: voor het klimaat en voor onze gezondheid.
Er wordt meer ingezet op ontharden in de stad: denk maar aan gevelgroen en tegelwippen. De tijdsgeest zit mee?
Cecil: "Dat zou je denken. Maar de trend is toch dat privétuinen steeds meer verhard worden. Mensen willen geen gedoe, maar een makkelijk te onderhouden tuin. Een boom wordt vaak ook als een bron van overlast ervaren: blaadjes in de dakgoot vindt men vervelend. Tegelijkertijd vindt de helft van de Nederlanders dat het in de zomer vaak te warm is in de tuin. Bomen kunnen daar net voor verkoeling zorgen, maar die link wordt niet altijd gelegd."
Waarom zijn die bomen nu zo belangrijk?
Cecil: "Meer bomen zijn nodig om onze steden leefbaar te houden. Ze vangen de effecten van de klimaatverandering op en zorgen voor schaduw en verkoeling, wat zeker in verharde stadscentra mooi meegenomen is tijdens de hete zomers. Bomen halen ook CO2 uit de lucht, ze vangen fijnstof op en houden overtollig water vast bij hevig regenweer.
Ook de gezondheidswinsten zijn niet min. Mensen voelen zich niet alleen mentaal beter als er meer groen is, ook hun lichamelijke gezondheid verbetert. Bij de hittegolf in 2003 zijn in Europa 70.000 mensen vroegtijdig gestorven. Uit recent onderzoek blijkt dat 20.000 tot 25.000 van die sterfgevallen vermeden hadden kunnen worden door meer bomen in de steden."
Je hebt het meer over die gezondheidsvoordelen dan over het klimaat.
Cecil: "Door op gezondheid te focussen, heb je mensen sneller mee. Het is minder abstract en overweldigend dan de klimaatverandering. Je beter voelen en gezond zijn: dat wil iedereen. Iedereen begrijpt dat. En het ligt politiek minder gevoelig. Als ik begin te praten over klimaat en biodiversiteit, word ik al snel tot een bepaalde strekking gerekend. Maar als ik het over gezondheid heb, gebeurt dat niet. Iedereen vindt dat belangrijk."
De focus ligt sterk op bomen. Hebben we dan geen ander groen nodig?
Cecil: "Bomen hebben gewoon een grotere impact op onze gezondheid en het klimaat. Een boom verkoelt tot 70 procent meer dan een struik. Maar dat wil niet zeggen dat andere soorten vegetatie niet belangrijk zijn. De '3' en '30' gaan enkel over bomen, maar de '300' slaat op kwalitatieve natuurgebieden en parken van minstens 0,5 tot 1 hectare. Daar heb je natuurlijk variatie nodig qua groen, ook voor de biodiversiteit."
Meer bomen kunnen voor minder sterfgevallen zorgen. Vooral bij extreme hitte kunnen ze levens redden.
Moeten er dan vooral zoveel mogelijk bomen geplant worden?
Cecil: "We moeten in de eerste plaats zorgen voor kwalitatieve bomen. In mijn richtlijn spreek ik altijd over grote volwassen bomen. Die hebben de meeste invloed. Je hebt dus beter een paar grote bomen dan heel veel kleine, zoals in nieuw aangeplante bossen.
De laatste jaren wordt er veel ingezet op bebossingscampagnes, ook in Vlaanderen. Dat is zeker positief. Maar een boom heeft 30 jaar nodig om tot zijn volle potentieel te komen, zeker wat de kruin betreft. Jammer genoeg wordt de gemiddelde stadsboom niet veel ouder dan dat. Bomen in de stad zien meer af, door uitlaatgassen en hittestress. Ze hebben ook minder plaats. Zeker onder de grond hebben ze vaak niet genoeg ruimte. Dikwijls worden de wortels ook nog eens beschadigd bij openbare werken. Hoe dat komt? Door een gebrek aan coördinatie tussen ambtenaren en nutsbedrijven, denk ik. Om dat te vermijden loopt in Amsterdam momenteel een proefproject met een 'ondergrondse regisseur'. Die brengt alle betrokken partijen samen en kijkt hoe er rekening gehouden kan worden met bomen en hun wortels. Het heeft geen zin om nieuwe bomen te planten als we ze niet beschermen en verzorgen."
Is eender welke boom goed?
Cecil: "Niet elke boom is even goed bestand tegen de effecten van de klimaatverandering. Het is dus verstandig om voor klimaatbestendige soorten te kiezen, wat jullie in Limburg 'klimaatbomen' noemen. Een goede mix is ook aan te raden.
In veel gemeenten heb je een vrij eenzijdig bomenbestand. Er staan bijvoorbeeld enorm veel platanen of linden, omdat die soorten op een gegeven moment populair waren. Meer variatie zorgt voor een gezonder bomenbestand, net zoals in een bos. Ik spreek daarom over de stad als een bos of een 4urban forest'."
Wat is een urban forest?
Cecil: "Het is een concept dat ik heb opgepikt in Noord-Amerika. Beeld je in dat je boven een stad hangt, uitzoomt en naar alle bomen en parken kijkt. Als je die allemaal samentelt en als één ecosysteem beschouwt, heb je een aanzienlijk bos. De bomen in dat 'stadsbos' moeten ook onderhouden worden, net als in elk ander bos.
Europeanen bekijken bomen in de straat anders dan die in een bos, maar dat hoeft niet. Als stadsbosbouwer probeer ik de stad als 'urban forest' te ontwikkelen. Dat betekent niet dat we alles vol bomen moeten planten, maar wel dat we de bestaande bomen goed moeten onderhouden en linken moeten leggen tussen verschillende stukken groen. Zo krijg je betekenisvolle groene verbindingen voor mens én natuur in de stad."
De meest verharde wijken in de stad zijn vaak ook de armste. Als we die vergroenen, dreigen hogere vastgoedprijzen de huidige bewoners weg te duwen. Is dat geen risico?
Cecil: "Dat is wat ze 'groene gentrificatie' noemen. De High Line in New York is daar een goed voorbeeld van. Die oude spoorweg liep door een arme wijk. Nadat er een park van was gemaakt, werd de buurt aantrekkelijker en schoten de vastgoedprijzen omhoog. Dat was natuurlijk het gevolg van een prestigeproject.
Als je gewoon wat extra bomen plant of een parkje uitbouwt, heeft dat niet meteen zo’n groot effect. Het is zeker een risico, maar het mag geen argument zijn om niets te doen. Integendeel: als je de hele stad vergroent, stelt het probleem zich niet!
Uit studies blijkt trouwens ook dat meer groen de sociale cohesie verbetert. In wijken waar meer groen is, komen mensen vaker buiten en ontmoeten ze hun buren."
En toch kan ik me inbeelden dat er snel protest komt als er voor een nieuwe boom parkeerplaatsen moeten wijken.
Cecil: "Inderdaad. In Barcelona wou het stadsbestuur parkeerplaatsen weghalen en wegen afsluiten om meer bomen te planten en pleinen groen in te richten. Er was veel protest, maar de plannen zijn toch doorgevoerd.
En wat zie je nu? Iedereen is er erg blij mee. Het is gewoon even wennen dat de auto misschien niet meer voor de deur kan staan. Zeker in Vlaanderen en Nederland zijn we dat gewoon.
Gelukkig is de jonge generatie meer geneigd om deelauto’s te gebruiken en het openbaar vervoer te nemen. Ze gaan er niet meer van uit dat ze per huishouden twee auto’s in de straat kunnen parkeren.
In Utrecht, waar ik woon, neemt de stad elk jaar een vast aantal parkeerplaatsen weg. Die zetten ze om naar publieke ruimte, heel geleidelijk aan."
Stel dat uw streefdoel in alle Vlaamse steden gehaald wordt. Zijn al onze problemen dan opgelost?
Cecil: "Neen, zeker niet! De 3-30-300-regel kan altijd maar een deel van de oplossing zijn. Sowieso is het een vrijblijvend streefdoel, geen bindende regel. Het is een instrument waar iedereen mee aan de slag kan: overheden, architecten, ruimtelijke planners, buurtorganisaties, … Maar het moet in een bredere visie kaderen.
Als consultant heb ik daar al veel steden over de hele wereld bij geholpen. Het belangrijkste wat de regel nu al doet, is het belang van bomen op de agenda zetten. Het maakt de waarde van bomen duidelijk. Nu worden ze vaak als stadsmeubilair gezien. Maar eigenlijk zijn ze deel van de infrastructuur, net als elektriciteitskabels en wegen. Een boom is even nuttig als een waterleiding. Alleen zijn ze ook nog eens leuk om naar te kijken."