De deputatie heeft dezelfde deontologische code als deze van de provincieraad.
Je kunt hieronder de deontologische code van de provincieraad nalezen. Dit is de tekst zoals opgenomen in artikel 1 van het provincieraadsbesluit van 20 maart 2019.
- Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
- Hoofdstuk 2 Algemene plichten, doelstellingen en uitgangspunten
- Hoofdstuk 3 Specifieke bepalingen
- Hoofdstuk 4 Bekendmaking dienstverlening
- Hoofdstuk 5 Gedragscode van de proivincieraadsleden
- Hoofdstuk 6 Naleving, controle en sanctionering
- Hoofdstuk 7 Slotbepaling
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 1
De deontologische code van de provincieraadsleden van de provincie Limburg is het geheel van beginselen, gedragsregels en gebruiken die de provincieraadsleden, hun persoonlijke en fractiemedewerkers en elke derde persoon die in hun opdracht handelt, als leidraad nemen bij de uitoefening van hun mandaat.
De deontologische code geldt zowel voor de individuele provincieraadsleden als voor de groep van raadsleden als zij collectief optreden.
Artikel 2
Wanneer in deze code gesproken wordt over de burger, moet dit wel degelijk zo worden begrepen dat het niet enkel over een persoon kan gaan, maar ook over een groep, een vereniging of een bedrijf.
HOOFDSTUK 2 Algemene plichten, doelstellingen en uitgangspunten
Artikel 3
De provincieraadsleden moeten erover waken dat zij ook buiten hun politieke activiteiten, geen dienstverlenende activiteiten ontplooien die de eer of de waardigheid van het mandaat kunnen schaden.
Artikel 4
De provincieraadsleden gebruiken voor hun eigen dienstverleningsactiviteiten geen termen als "ombudsman", "ombudsvrouw", "ombudsdienst" of andere terminologie die verwijst naar vergelijkbare diensten, om geen verwarring te creëren met de bij wet, decreet of reglement ingestelde ombudsdiensten.
Artikel 5
Bij hun optreden in en buiten de provincieraad en in hun contacten met individuen, groepen en instellingen geven de provincieraadsleden voorrang aan het algemeen belang boven particuliere belangen en vermijden zij elke vorm van belangenvermenging.
Artikel 6
Elke vorm van rechtstreekse dienstverlening, informatiebemiddeling of doorverwijzing gebeurt zonder enige materiële of geldelijke tegenprestatie van welke aard ook en mag geen enkele vorm van cliëntenwerving inhouden.
Artikel 7
De provincieraadsleden staan op dezelfde gewetensvolle manier ten dienste van alle burgers die op hun dienstverlening een beroep doen, zonder onderscheid op welke grond dan ook.
Artikel 8
Elke tussenkomst, zowel schriftelijk als mondeling, van provincieraadsleden bij ambtenaren moet in het dossier worden opgenomen tenzij
- het een tussenkomst betreft die tot de normale hiërarchische lijn behoort
- het een gewone informatieve vraag betreft die niet de intentie heeft de visie van de betrokken ambtenaren of de behandelingstermijn te beïnvloeden.
Tussenkomsten ten voordele van individuele dossiers moeten schriftelijk gebeuren.
Artikel 9
Tussenkomsten bij gerechtelijke en/of politionele instanties om de juridische besluitvorming te beïnvloeden, zijn verboden.
HOOFDSTUK 3 Specifieke bepalingen
3.1 Rol als informatieverstrekker en als doorverwijzer
Artikel 10
Het behoort tot de taken van de provincieraadsleden om informatie te ontvangen en te verstrekken en om door te verwijzen naar de bevoegde diensten of instanties.
Artikel 11
De provincieraadsleden stellen informatie ter beschikking over de werking van ombudsdiensten en andere diensten die klachten van de burger over het optreden van de overheid behandelen, en over de voornaamste informatiediensten voor problemen waarmee de burger geregeld geconfronteerd wordt.
Desgevallend wordt doorverwezen naar de eigen klachtenbeheerder die op grond van het besluit van de provincieraad van 20 juni 2007 bevoegd werd gesteld voor de registratie en de behandeling van klachten over handelingen van het provinciebestuur van Limburg.
Artikel 12
De provincieraadsleden proberen, waar mogelijk, vraagstellers door te verwijzen naar de bevoegde diensten van de administratie, het gerecht enz., zoals bijvoorbeeld de ombudsdiensten die van overheidswege ingesteld zijn om de problemen van de vraagstellers op te lossen, of naar particuliere en overheidsdiensten die professioneel gespecialiseerd zijn in het oplossen van de opgeworpen problemen.
Artikel 13
Bestuurlijke en gerechtelijke informatie waarop de vraagsteller normaliter geen recht heeft in het kader van de regelgeving i.v.m. de openbaarheid van bestuur, die de goede werking van de administratie of het gerecht kan doorkruisen of die de privacy van anderen in het gedrang kan brengen, mag door de provincieraadsleden niet worden doorgespeeld.
Zij mogen, zich steunend op hun inzagerecht als provincieraadslid, geen bestuursdocumenten opvragen met de enkele bedoeling om die documenten door te geven, als dienstverlening, aan belangstellenden.
3.2 Rol als vertrouwenspersoon
Artikel 14
In het kader van hun algemene luisterbereidheid zijn de provincieraadsleden gehouden aan de discretieplicht met betrekking tot de informatie die hen in vertrouwen werd meegedeeld.
3.3 Rol als administratieve begeleider en ondersteuner
Artikel 15
Provincieraadsleden kunnen de burgers ondersteunen en begeleiden in hun contacten met de administratie of met betrokken instanties. Zij kunnen de burgers helpen om, via de daartoe geëigende kanalen en procedures, een aanvraag te richten tot de overheid, informatie te verkrijgen over de stand van zaken van een dossier, daarover verdere uitleg en verantwoording te vragen, en voorafgaande vragen te stellen over de administratieve behandeling van dossiers.
Artikel 16
De briefwisseling met de overheid, in het kader van de in artikel 15 bedoelde ondersteuning en begeleiding, wordt alleen op naam van de burger gevoerd, zonder verwijzing naar de dienstverlenende mandataris.
3.4 Rol als bemiddelaar
Artikel 17
Omdat steeds meer overheidsdiensten en gespecialiseerde diensten een ombudsdienst of klachtendienst hebben ingesteld ter oplossing van conflicten, moeten de provincieraadsleden de burger in eerste instantie doorverwijzen naar de bevoegde ombuds- of klachtendienst.
Alleen als er voor een specifiek probleem geen enkele ombuds- of andere klachtendienst bevoegd is, mogen provincieraadsleden nog optreden als rechtstreekse en zichtbare bemiddelaar.
Artikel 18
Tussenkomsten zijn toegestaan. Zulke tussenkomsten kunnen onder meer zijn: vragen naar concrete toelichting bij de regelgeving of bij een genomen beslissing, vragen naar de stand van zaken van een
dossier of naar verantwoording van het niet-beantwoorden van een vraag van een burger, of de aandacht vestigen op specifieke elementen in een dossier, bijvoorbeeld de sociale context van betrokkene.
Artikel 19
Bij het behartigen van dossiers en het begeleiden van vraagstellers, respecteren de provincieraadsleden de onafhankelijkheid van de ambtenaren en diensten, de objectiviteit van de procedures en de termijnen die als normaal beschouwd worden voor de afhandeling van soortgelijke dossiers.
Bespoedigingtussenkomsten, waarbij provincieraadsleden een administratieve procedure proberen te versnellen in dossiers, zijn niet toegestaan.
Artikel 20
De provincieraadsleden mogen wel, via de geschikte kanalen en de informatieprocedures van de betrokken diensten, en zo niet, via de politieke verantwoordelijken, schriftelijk informatie inwinnen over de stand van zaken in de behandeling van een dossier van hun dienstverleningsvrager indien zij vermoeden dat de afhandeling manifest te traag verloopt. Voor problemen van te trage afhandeling die onder de bevoegdheid vallen van een ombudsdienst of klachtendienst, wordt echter doorverwezen naar deze diensten, zonder nog rechtstreeks tussenbeide te komen bij de politieke verantwoordelijken.
3.5 Begunstigingstussenkomsten
Artikel 21
Begunstigingstussenkomsten waarbij de burger een beroep doet op voorspraak van de provinciale mandataris zijn verboden.
Tussenkomsten bij selectie-uitvoerende instanties, die tot doel hebben het bevorderen van kansen op benoeming, aanstelling en bevordering in de overheidsinstellingen in het algemeen en in de provinciale administratie in het bijzonder, zijn dus niet toegestaan.
Artikel 22
Als provincieraadsleden om steun gevraagd wordt door of voor kandidaten die een bepaalde functie of bevordering ambiëren, en als nadien voor de beoogde functie een vergelijkend examen wordt georganiseerd, delen zij aan de kandidaten mee dat het resultaat van dat examen het enige criterium is voor de toewijzing van de betrekking.
Artikel 23
De provincieraadsleden mogen wel informatie inwinnen en doorgeven omtrent de voorwaarden en de organisatie van examens en bekwaamheidstesten en de procedures voor benoemingen, aanstellingen en bevorderingen.
Artikel 24
De provincieraadsleden mogen zich engageren tot het uitoefenen van toezicht op de objectiviteit van examens of bekwaamheidstests. Om die objectiviteit te garanderen, kunnen zij inlichtingen inwinnen over de evaluatieprocedures en -criteria. Bij de eigenlijke selecties komen zij niet tussenbeide. Achteraf kunnen zij wel vragen stellen over de objectiviteit van de evaluatie of de selectie. Zij kunnen de aandacht van een kandidaat, die overweegt een evaluatie of selectie aan te vechten, desgevallend vestigen op het bestaan van interne procedures. Verder verwijzen ze de kandidaat door naar de externe instanties voor juridische bijstand, zoals de Justitiehuizen of de bureaus voor juridische bijstand.
Artikel 25
De provincieraadsleden mogen werkzoekenden op de hoogte stellen van werkaanbiedingen in de particuliere en de overheidssector. De provincieraadsleden mogen op eigen initiatief personen aanbevelen bij werkgevers in de particuliere sector. De provincieraadsleden mogen hiervoor geen enkele tegenprestatie, van welke aard ook, beloven of leveren aan de betrokken werkgevers.
3.6 Onrechtmatige en onwettelijke voordelen
Artikel 26
Elke poging tot bevoordeling, waarbij de burger door toedoen van een provincieraadslid iets probeert te bereiken wat onrechtmatig of wettelijk niet toelaatbaar is, is verboden.
Artikel 27
Tussenkomsten van de provincieraadsleden met de bedoeling de toewijzing of de uitvoering van contractuele verbintenissen met de overheid te beïnvloeden, zijn verboden.
3.7 Schijndienstbetoon en ongevraagd dienstbetoon
Artikel 28
Alle vormen van schijndienstbetoon, waarbij een provincieraadslid bewust maar onterecht de indruk wekt dat hij bij de goede afloop van een dossier daadwerkelijk tussenbeide gekomen is, zonder dat de betrokken burger om een tussenkomst heeft gevraagd, zijn niet toegestaan. Wanneer een burger daar niet om heeft gevraagd, zal een provincieraadslid hem niet aanschrijven om hem, in plaats van of naast de officiële kennisgeving, op de hoogte te brengen van de beslissing die genomen werd in een dossier.
Artikel 29
Alle vormen van ongevraagd dienstbetoon, waarbij provincieraadsleden wel degelijk daadwerkelijk optreden om de goede afloop van een dossier te waarborgen, maar zonder dat de betrokken burger daarom gevraagd heeft, zijn niet toegestaan.
Vormen van ongevraagd dienstbetoon beperken zich niet enkel tot mondeling en schriftelijk dienstbetoon maar hebben ook te maken met acties waarbij provincieraadsleden zich ongevraagd bij bepaalde groepen burgers aanbieden en zich zelfs de actie toe-eigenen. Ook deze vormen van schijndienstbetoon zijn niet toegestaan.
HOOFDSTUK 4 Bekendmaking dienstverlening
Artikel 30
Rechtstreeks of onrechtstreeks publiciteit geven aan de dienstverlenende activiteiten van provincieraadsleden wordt beperkt tot het bekendmaken van een of meer contactadressen, met naam, mandaat en partij van de provincieraadsleden, en de spreekuren waarop zij het gemakkelijkst te bereiken zijn, het telefoon- en faxnummer en het e-mailadres.
Er wordt in de publiciteit geen melding gemaakt van de aard van de dienstverlening waarin zij eventueel gespecialiseerd zijn. Die regels gelden niet voor eigen politieke publicaties of bladen van politieke partijen.
Artikel 31
De provincieraadsleden maken in hun verkiezingscampagnes en mailings die gericht zijn op individuen, geen melding van de diensten die zij eventueel voor de betrokkenen hebben verricht. In geen geval mogen zij de indruk wekken dat zij om een stem vragen in ruil voor bewezen diensten.
HOOFDSTUK 5 Gedragscode van de provincieraadsleden
Artikel 32
In de communicatie van de provincieraadsleden naar het publiek staat de correcte informatie centraal.
Artikel 33
Wat uitgaven, geschenken en studiereizen betreft, dient de relatie met de uitoefening van het mandaat aangetoond te kunnen worden.
HOOFDSTUK 6 Naleving, controle en sanctionering
Artikel 34
Voor de naleving van deze deontologische code is de openbaarheid de enige structurele oplossing om ongeoorloofde tussenkomsten te verhinderen.
Artikel 35
In de provincieraad van Limburg wordt een deontologische commissie ingesteld, die waakt over de naleving van deze deontologische code. De voorzitter van de provincieraad is voorzitter van deze commissie. De fractieleiders van alle fracties en de eerste gedeputeerde maken deel uit van deze commissie. De commissie duidt onder haar leden een ondervoorzitter aan die de voorzitter bij zijn afwezigheid of verhindering vervangt.
De ombudsdiensten, magistraten, ambtenaren of andere personen die geconfronteerd worden met een inmenging van een provincieraadslid die zij in strijd achten met deze deontologische code worden verzocht hiervan binnen tien dagen melding te maken bij de voorzitter van de provincieraad.
Anonieme meldingen zijn onontvankelijk.
De voorzitter van de provincieraad stelt de leden van de deontologische commissie in kennis van elke door hem ontvangen melding binnen een termijn van tien dagen die ingaat de dag volgend op deze van ontvangst van de melding. Hij legt de melding voor aan de deontologische commissie binnen een termijn van dertig dagen, die eveneens ingaat de dag volgend op deze van ontvangst van de melding. De commissie onderzoekt de melding op haar ontvankelijkheid en haar gegrondheid. Daarbij wordt het recht van verdediging van het betrokken raadslid gevrijwaard.
De uitspraak moet gebeuren binnen een termijn van zestig dagen ingaand de dag volgend op deze van ontvangst van de melding.
De termijnen vermeld in dit artikel zijn kalenderdagen. Deze termijnen worden verdubbeld in vakantieperiodes.
Als de commissie een inbreuk op de deontologische code vaststelt, kan zij publiekelijk een blaam aan het betrokken raadslid geven.
HOOFDSTUK 7 Slotbepaling
Artikel 35
De deontologische code treedt in werking voor alle leden van de provincieraad van Limburg vanaf heden.