Mijnheer de gouverneur,
Leden van de deputatie,
Mevrouw de gouverneur,
Geachte collega’s
De provincies staan onder druk. De Vlaamse Overheid heeft de intentie om het beleid te decentraliseren en de gemeenten te versterken. In werkelijkheid is het zeer moeilijk om de autonomie van de gemeentebesturen echt te vergroten. Ze krijgen bijkomende taken en verantwoordelijkheden, maar zonder bijhorende middelen of ondersteuning. Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op maat zouden een antwoord kunnen bieden, maar leiden in realiteit tot een onoverzichtelijk kluwen met onvoldoende democratische controle.
Deze verregaande versnippering van middelen en beslissingskracht gaat net ten koste van de efficientie en de bestuurskracht van de gemeenten. Het bedreigt bovendien de gemeentelijke autonomie en het lokale draagvlak door bovenlokale taken te ondermijnen.
CD&V kiest ondubbelzinnig voor het behoud van de provincie als een volwaardig bestuursniveau tussen het Vlaamse en het lokale niveau. De afstand tussen de burger en het bovengemeentelijk bestuur, tussen het gewest en de federale staat is immers vaak te groot. Bovendien worden bepaalde bevoegdheden beter op een tussenniveau uitgeoefend, omdat ze nu eenmaal het lokale belang overstijgen, maar anderzijds te regionaal zijn om optimaal door de deelstaten of de federale overheid behartigd te worden. Op dat geografisch niveau moet de provincie dan ook verder blijven bestaan omdat het de volwaardige regisseur is van het streekbeleid en de gebiedsgerichte samenwerking, zowel bij de invulling van de eigen bevoegdheden als voor de uitvoerende taken van de federale staat en deelstaat.
Indien voor het goed functioneren van het beleid de betrokkenheid van persoonsgebonden en culturele bevoegdheden noodzakelijk is, moet hierover, in het kader van gebiedsgerichte samenwerking, overleg kunnen gepleegd worden met de andere bestuursniveaus om zo tot de juiste bestuurlijke afspraken te komen. Op basis van dit overleg dienen de provincies in staat te zijn om hun bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen.
De vernieuwde provincie, als regisseur van het regionaal beleid, kan zo flexibele oplossingen op maat voorzien, afgestemd op de specifieke regionale context en uitdagingen.
Wij vragen dan ook hervormingsrust ten aanzien van de Vlaamse gemeenten en provincies en we verzetten ons dan ook tegen de verdere inperking van de provinciale bevoegdheden of aantasting van de bestuurskracht.
Het is nu tijd om alle puzzelstukken van ons bestuurlijk landschap bij elkaar te rapen en de puzzel opnieuw te leggen. Alleen zo kan een helder beeld ontstaan. Besturen zo dicht mogelijk bij de mensen, dat is het uitgangspunt van CD&V.
Van de vele beleidsdomeinen die de provincie nog heeft en die tijdens deze novemberzittingen volop aan bod kwamen, wil ik er graag enkele beklemtonen.
Het Vlaamse bestuursniveau bekleedt per definitie de voornaamste beleidsrol inzake onderwijs en flankerend onderwijsbeleid. Toch krijgt dit onderwijsbeleid grotendeels gestalte op regionaal niveau. Onderwijsgevenden in de verschillende niveaus dienen immers hun aanbod onderling af te stemmen. Synergie tussen onderwijs en arbeidsmarkt dient regionaal tot stand te komen en het individu dat een opleiding zoekt dient wegwijs gemaakt te worden in het regionale opleidingsaanbod.
Het provinciaal flankerend onderwijs richt zich direct of indirect tot alle onderwijsverstrekkers en wordt verder uitgebouwd rond thema’s die raakvlakken hebben met gewestbevoegdheden: de afstemming onderwijs-arbeidsmarkt, de promotie van het technisch en beroepsonderwijs en het tegengaan van de ongekwalificeerde uitstroom.
Het belangrijkste is echter volop in te zetten op talentenbeleid. In een sterke strategie voor regionale ontwikkeling krijgen onderwijs en vorming een centrale plaats. Goedgeschoolde jongeren zijn essentieel om innovaties te stimuleren en onze samenleving te dragen. Meer dan ooit moet een maximale competentieontwikkeling van de beroepsbevolking het streefdoel zijn. Willen we de ambitieuze bestemming "iedereen een job" halen, zal "iedereen een kwalificatie" een noodzakelijke halte zijn. Want een kwaliteitsvol diploma blijft de snelste weg naar een job.
Maar de sleutel tot een succesverhaal is samenwerking: samenwerking tussen overheid en de bedrijfswereld, tussen werk en onderwijs, tussen ondernemingen en scholen.
Als wij vandaag terug economisch op de kaart staan, is dat in grote mate te danken aan de gezamenlijke inspanningen van onze ondernemingen, werknemers, sociale partners en de overheid.
Het grote bewijs dat het SALK werkt!
Een optimale mobiliteit en ontsluiting is niet alleen een noodzakelijke voorwaarde om onze logistieke troeven verder uit te bouwen en te promoten. Het ontwarren van de Limburgse mobiliteitsknoop is eveneens een cruciale factor om onze attractiviteit als vestingplaats te verhogen. Als buitenlandse investeerders in onze provincie investeren, dan is dat omdat ze onze regio als toegangspoort voor de rest van de Europese markt zien? Als we onszelf verder willen verkopen als logistieke draaischijf dan moeten we ervoor zorgen dat Limburg niet verder verzandt in een woestijn op vlak van mobiliteit. De fileproblematieken, de gebrekkige weginfrastructuur en ontoereikende capaciteit hebben een aanzienlijke impact op mogelijke investeringen. Het is ook hier de taak van Vlaanderen om haar verantwoordelijkheid te nemen. Hier is tijdens diverse zittingen van de provincieraad al tegen geageerd. Wij zien het dan ook als een taak van onze provincie om in Vlaanderen te blijven ijveren voor de realisatie van de Noord-Zuidverbinding en de uitvoering van eerder gemaakte engagementen rond weg, water en spoor.
Het toerisme in Limburg doet het goed. De economie van de vrije tijd neemt een steeds belangrijker plaats in. We mogen er terecht trots op zijn dat we de tweede toeristische regio van Vlaanderen zijn. Wij geloven ook dat hier nog groeipotentieel is. Voornamelijk door onze erfgoedsites verder uit te bouwen en met ons mijnpatrimonium te gaan voor een erkenning als UNESCO werelderfgoed. Met het verhogen van de belevingswaarde op vlak van kunst, cultuur, erfgoed prikkelen we de nieuwsgierigheid van de toerist. Fietsen door het water, door de bomen, onder de grond, door de mijnen. Het doorkijkkerkje en tal van andere voorbeelden zijn zulke publiekstrekkers.
Het beleidsplan ruimte Limburg zal geen gemakkelijke oefening worden ondanks goede communicatie en het opzetten van een participatietraject. Denk maar aan de onrust bij onze bevolking in het kader van de boskaart en de aanduiding van de woonuitbreidingsgebieden. Toch zal een goede visie over het toekomstige Limburg prioritair moeten zijn . Één foute keuze kan het beeld van Limburg voor altijd schaden. In Nederland koos men bijvoorbeeld jaren terug voor versterking van de kernen. Vlaanderen koos voor lintbebouwing. De impact op de open ruimte door het innemen van verschillende standpunten was en is enorm. Maar je kan de klok niet meer terugdraaien.
Wat onze fractie ook bijzonder positief vindt, is dat voor het vijfde jaar op rij reeds geen nieuwe leningen worden opgenomen om de uitgaven te financieren maar dat alle investeringen betaald worden met eigen middelen. De weerslag van dit principe op de jaarlijkse schuldenlast is fenomenaal. Op 6 jaar tijd wordt de schuldenlast gehalveerd. Een gezonde financiële basis zal nodig zijn om verder te bouwen aan de toekomst van Limburg vermits we van Vlaanderen veel minder middelen zullen ontvangen. Ook dit is verantwoordelijkheid nemen: het volgend bestuur zal na 2018 kunnen starten met een financieel gezonde provincie.
Dames en Heren, wij kijken samen met u uit hoe Vlaanderen in 2018 en later voor Limburg haar verantwoordelijkheid neemt en hopen dat dit met een constructief overleg kan gebeuren.
Anne Cuypers
Fractieleider CD&V