Bart DENAYER

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap

Agentschap voor Natuur en Bos

Koningin Astridlaan 50

B-3500 Hasselt

Onderzoeksrapport Bos en Groen

23 p.

Naar aanleiding van enkele beheermaatregelen door de waterbeheerder op de Zwarte Beek en teneinde de evolutie en de mogelijke impact van het beekbeheer op de beschermde beekprikpopulatie te kunnen evalueren, werd het visstandonderzoek, dat net na de ruiming in 2003 werd uitgevoerd, opnieuw herhaald in 2005. Bij het onderzoek werd eveneens nagegaan of en hoe de in 2004 aangelegde vispassage te Paal (omleiding rond Gestelse molen) door vissen wordt gebruikt. Verspreid over 10 inventarisatiepunten komen op de midden- en bovenloop van de Zwarte Beek 17 vissoorten voor. Deze zijn Blankvoorn, Rietvoorn, Kolblei, Paling, Kopvoorn, Bermpje, Riviergrondel, Beekprik, Vetje, Driedoornige en Tiendoornige stekelbaars, Karper, Giebel, Blauwbandgrondel, Zonnebaars, Amerikaanse hondsvis en Bruine Amerikaanse dwergmeerval.

In het rapport worden de trends voor de aantallen (globaal en per soort) en voor de soorten (globaal en per staalnameplaats) beoordeeld. Op basis van visstandonderzoek net na de beekruiming in 2003 en het visstandonderzoek in 2005 wordt de ontwikkeling van de visfauna op de midden- en bovenloop van de Zwarte Beek beschreven. Uit de resultaten van visserijkundige onderzoeken van verschillende instellingen tijdens de laatste 2 decennia (1980-2005) werd de evolutie van de populaties van beschermde vissoorten, van beekvissoorten en van uitheemse vissoorten op de midden- en bovenloop van de Zwarte Beek geschetst.

Voor 3 beekvissoorten (Kopvoorn, Riviergrondel en Beekprik) verkleint het leefgebied. Het Bermpje handhaaft zich op evenveel plaatsen in 2003 als in 2005, maar de aantallen vertonen op bijna alle plaatsen een sterke afname. De achteruitgang van het Bermpje (beschermde soort) is zorgwekken.

De beschermde Beekprik toont in aantallen een dalende trend (2005 ten opzichte van 2003) en verdwijnt op één plaats. De Beekprik kan zich voorlopig nog in voldoende aantallen handhaven (in de reservaatzone), maar de populatie gaat achteruit, mogelijk ten gevolge van een verminderde stroomopwaartse trek van adulte prikken. Het beperkte leefgebied en het verder achteruigaan van de aantallen Beekprik worden kritiek. Compenserende maatregelen worden noodzakelijk op de populatie voldoende kans op levensvatbaarheid terug te geven.

De beschermde soorten en typische stroomminnende beekvissen gaan in het algemeen achteruit. Vissoorten die weinig eisen stellen aan de habitat (Blankvoorn, Kolblei) gaan erop vooruit. De vissoorten kenmerkend voor stilstaand en plantenrijk water blijven status-quo. Het aandeel van de uitheemse vissoorten neemt toe op de middenloop. De ingeburgerde exoten (Zonnebaars, Hondsvis en Dwergmeerval) tonen eerder een afname. De recent invasieve exoot, de Blauwbandgrondel, neemt toe.

Vastgesteld wordt dat de algehele kwaliteit van de visfauna op de midden- en bovenloop van de Zwarte Beek een licht negatieve trend vertoont, en dit zowel op geruimde beektracés als op onverstoorde beektrajecten. De achteruitgang van de visfauna kan worden toegeschreven aan een cumulatie van de verschillende verstorende (menselijke) beïnvloedingen op en naar de Zwarte Beek toe. Om de achteruitgang van het visbestand tegen te gaan en de ontwikkeling van de beekprikpopulatie te ondersteunen, worden aandachtspunten op de Zwarte Beek voorgesteld met betrekking op waterkwaliteit, beekbeheer, beekstructuurherstel en vismigratie. De vispassage aan de Gestelse molen wordt blijkbaar nog niet door stroomopwaarts migrerende vissen gevonden. (TG)