Jorg Lambrechts met medewerking van Gabriëls J., Janssen M., Stassen E., Vankerkhoven F., Indeherberg M. & Verheyen W. (2002).

Aeolus in opdracht van AMINAL, afdeling Natuur, Limburg

Taxandria Center

Gouverneur Roppesingel 25

B-3500 Hasselt

133 p. + Bijlagen

Doel van de studieopdracht was een evaluatie van het natuurbeheer zoals het plaatsvindt in de natte terreindelen van 4 Limburgse reservaten (Teut, Tenhaagdoornheide-Laambeekvallei, Machelse Heide en Zijpbeekvallei).

Deze evaluatie is enerzijds gebaseerd op uitgebreid onderzoek van 4 groepen ongewervelden (spinnen, loopkevers, mieren en sprinkhanen) en een gedetailleerde kartering van de broedvogels. De dagvlinders en libellen zijn eveneens bestudeerd, zij het dan op minder grondige wijze. Van de familie der Kortschildkevers zijn er 5 sphagnicole (veenmosbewonende) soorten onderzocht;

Anderzijds is er veel informatie over het beheer van natte heide ingezameld via gesprekken met terreinbeheerders in de Antwerpse en Limburgse Kempen en op de Strabrechtse heide in Nederland.

De voornaamste faunistische resultaten van de studie zijn de volgende:

- Er zijn 179 spinnensoorten vastgesteld, waarvan 71 Rode Lijstsoorten. Niet minder dan 11 soorten zijn met uitsterven bedreigd in Vlaanderen. De meest bekende hiervan is de Gerande oeverspin (Dolomedes fimbriatus). Een andere spectaculaire soort is de Groene jachtspin (Micrommata virescens). Deze spin was enkle bekend van Lanklaar en is door ons zowel in Neerharenheide (Zijpbeekvallei) als in de Mechelse Heide gevonden. Heel belangrijk is de veenmosbewonende fauna met diverse heel bijzondere soorten (Agroeca dentigera, Pardosa spagnicola, Pirata tenuitarsis, Pirata uliginosus, Pirata piscatorius en diverse soorten dwergspinnen). Voor deze soorten zijn vennen met uigebreide veenmosvegetatie op de oever van wezenlijk belang. Uit dit onderzoek bleek de zeer grote betekenis van het Breedven (op de Mechelse Heide).

- Van de 76 aangetroffen loopkeversoorten zijn er 23 opgenomen als min of meer bedreigd in Vlaanderen (Rode Lijstsoorten). De meest bijzondere soort is Carabus nitens, die zowel in de Mechelse Heide, de Zijpbeek als in de Teut aanwezig is. Deze prachtige loopkever had een duidelijke voorkeur voor geplagde dopheidevegetaties. Een andere zeldzame en spectaculaire soort is Carabus clatratus, een grote loopkever die onder water jaagt. We vonden ze vooral aan het Breedven en éénmaal in de Teut. Andere zeldzame soorten zijn onder andere Agonum gracilipes, Agonum viridicupreum, Acupalpus brunnipes, Trechus secalis en Bembidion humerale.

- Er zijn 25 mierensoorten aangetroffen; Slechts 1 soort, de Veenmier (Formica transkaucasica) is typisch voor natte heide. Deze is zeldzaam in Vlaanderen. We vonden ze in alle onderzochte gebieden, uitgezonderd de Mechelse Heide (Breedven). De 2 waardmieren van het Gentiaanblauwtje, de Bossteekmier (Myrmica ruginodis) en de Moerassteekmier (Myrmica scabrinodis), zijn goed vertegenwoordigd. Van eerstgenoemde is vastgesteld dat ze plagplaatsen mijdt, laatstgenoemde koloniseert die echter vrij goed. Van de Bossteekmier en de Veenmier bleek het voorkomen positief gecorreleerd te zijn met de dikte van de strooisellaag. De zeldzame Sabelmier (Strongylognathus testaceus), een parasiet van de Gewone grasmier, is enkel gevonden aan het Lobeliaven op de Teut. De talrijkste soort in natte heid is de Humusmier (Lasius platythorax).

- Belangrijke sprinkhaansoorten zijn de Gouden sprinkhaan en de Zompsprinkhaan die algemeen voorkomen in de Vallei van de Zijpbeek. De Gouden sprinkhaan is ook talrijk in het gebied Kikbeekbron. De Moerassprinkhaan heeft een beperkt voorkomen aan de Breedven (Mechelse Heide) en in een Gagelstruweel in de Teut. Twee andere belangrijke soorten in natte heide zijn het Negertje en de Heidesabelsprinkhaan.

Een algemeen besluit voor de 4 zonet besproken groepen ongewervelden is dat in zeer natte situaties met veenmossen (venige heide) plagbeheer beperkt moet worden. Er zijn nauwelijks interessante  soorten ongewervelden die op de kale natte bodem leven, terwijl er wel veel soorten zijn die aan de veenmostapijten gebonden zijn. In minder natte Dopheidevegetaties (vochtige tot natte heide) is plagbeheer wél interessant. Een aanzienlijk aantal zeldzame loopkevers en spinnen reageert er positief op. Een structuurrijke vegetatie met voldoende open plekken is namelijk belangrijk.

- Er zijn 5 dagvlinders waargenomen die op de Rode Lijst staan. Het Heideblauwtje is op 4 plaatsen op Tenhaagdoornheide waargenomen, op 1 plaats zelfs in grote aantallen. Het Groentje en het Bont dikkopje zijn op meerdere plaatsen waargenomen in de Zijpbeek en op de Mechelse Heide (vooral aan de Breedven), het Bont dikkopje ook in de Teut. Deze vlinders foerageren vaak op Sporkehout, het Bont dikkopje ook graag op Braam.

Twee dagvlinders, de Heivlinder en de Kommavlinder, zijn typisch voor droog terrein en zijn slechts sporadisch waargenomen: eerstgenoemde op de Mechelse Heide, de Kommavlinder op Tenhaagdoornheide.

Er zijn 36 libellensoorten aangetroffen (17 Rode Lijstsoorten), waaronder verscheidene zeer bijzondere soorten die in aanzienlijke aantallen voorkomen: Noordse witsnuitlibel, Hoogveenglanslibel, Gevlekte glanslibel en Speerwaterjuffer. Er is ook een libel gevonden die de 2 voornaamste kenmerken vertoonde van de Noordse glazenmaker (Aeshna subarctica) een soort die sinds 1968 niet meer was waargenomen in Vlaanderen. De Teut en de Zijpbeekvallei (in hun geheel) en het Breedven op de Mechelse Heide zijn op Vlaams niveau uiterst belangrijke gebieden voor libellen.

- Uit de broedvogelkartering bleek de vallei van de Huttebeek - een zijvallei van de Laambeek ten noorden van het golfterrein - een waardevolle avifauna te bezitten met een 8-tal territoria Blauwborst en Waterral en zelfs een Porseleinhoen. De Laambeekvallei zelf heeft geen betekenis voor moerasvogels, omdat ze volledig verbost is. Wel komen er enkele interessante bosvogels voor (Wespendief, Havik, Kleine Bonte Specht).

Voor de Teut is de omgeving van het Grootven het belangrijkst voor vogels. Aan de zuidrand is hier nochtans belangrijke recreatieve verstoring, maar aan de noordrand zijn mooie verlandingsvegetaties. De grootste oppervlakte natte heide, in de Roosterbeekvallei (Hengelsbroek), leverde slechts geringe aantallen op van de kenmerkende broedvogels. Achterstallig beheer, verzuring of misschien de van nature voedselarme bodem in het gebied zijn mogelijke oorzaken.

De Vallei van de Zijpbeek heeft een zeer hoge avifaunistische waarde. Vooral in de omgeving van de Juffrouwen- en Sluisvijver zijn de aantallen Waterral, Blauwborst, Kleine karekiet en Rietgors indrukwekkend. Onregelmatige broedvogels zijn Watersnip, Roerdomp en Porseleinhoen. Het kappen (verjongen) van oude Gagelstruwelen met veel boomopslag leidde hier recent tot een sterke heropleving van de diverse soorten. (Jorg Lambrechts)